Model 1955 van HEEMAF komt vanaf 1955 in het assortiment van PTT.
Na de toestellen van Ericsson (model 1951) en NSEM (model 1954) was dit het derde naoorlogse standaard toestel dat de PTT toepaste. Onafhankelijkheid van één leverancier was het credo. Het elektrische ontwerp van het model 1955 is identiek aan dat van de beide andere toestellen. Dit ontwerp, ontstaan in het Dr. Neher laboratorium van de PTT, had een drietal eigenschappen die later voor internationale communicatie nogal vervelend bleken te zijn:
De impedantie van de telefoon was 800 ohm, terwijl buitenlandse telefoonnetten over het algemeen op 600 ohm waren of werden gebaseerd. Verder was het Nederlandse telefoontoestel uitgerust met een tamelijk ongevoelige microfoon - die overigens een goede spraakkwaliteit leverde - en een gevoelige telefoon. Voor nationaal telefoonverkeer (korte verbindingen van goede kwaliteit) voldeed dit uitstekend, maar bij langere (internationale) verbindingen kon de combinatie van bovengenoemde eigenschappen resulteren in een slechte signaal/ruis verhouding bij de buitenlandse abonnee.
Er werd ook gedacht aan welluidendheid, zoals blijkt uit het volgende citaat uit de Heemaf-post van 24 december 1954:
De belschalen zijn kleiner geworden dan bij het oude toestel het geval was: de toonhoogte der schalen verschilt een quint, waardoor een harmonisch geluid verkregen wordt.
Model 1955 is uniek voor wat betreft het ontwerp van de behuizing: Heemaf nam hiervoor Gerard Kiljan in de arm.
Kiljan volgde in zijn ontwerpen de principes van de Nieuwe Zakelijkheid, waarin doelmatigheid een hoofdrol speelde. Hij slaagde erin om met het weerbarstige bakeliet een functioneel en fraai ogend toestel te creëren. Niet voor niets wordt het toestel wel de Mercedes onder bakelieten de telefoons genoemd. Net als bij de andere modellen kwam er eveneens een wandtoestel.
Met dit toestel is overigens mijn verzameling in 1998 begonnen.